Een bladzijde uit mijn dagboek, je bent dus even in Puembo (vlakbij Quito)

Het is 18.30 en ik ben te lui om het licht in de open keuken aan te doen. Buiten is het al bijna volledig donker. Ik smeer iets op mijn twee bruine (pan integral) boterhammen dat op dunne chocopasta lijkt. Ik hoop dat het door het ontbrekende licht komt, want ik wilde er wat BBQ-saus opsmeren. Er liggen twee BBQ-worstjes in een pannetje. Ik heb de twee opengesneden en wil er twee boterhammen mee beleggen. Ik was te lui om de BBQ aan te steken. Daar is het trouwens ook al te laat voor. Barbecueën doe je hier (in verband met de vroege inval van de duisternis) ’s middags. En je doet het hier ook niet in je eentje, zoals ik in de Piet Mondriaanlaan met mijn kleine elektrische BBQ wel doe. Daar lees ik dan trouwens mijn NRC bij.

Dat is hier ook anders want de internet verbinding valt steeds weg. Alsof je krantje te dicht bij de BBQ houdt en je hem telkens moet blussen. Dat is niet prettig lezen.

19.40 uur

Het was gelukkig BBQ-saus en naast mijn NRC miste ik ook de houtskoolsmaak. Ik heb een tweede kop thee gezet, de zwarte deze keer. Ik bedoel de kop. Uit de andere, de witte met zwart opschrift, had ik vandaag al een paar keer thee gedronken. En ik wil de vliegen geen kans geven me iets te bezorgen.

Ik ga zoals elke dag stukjes die ik vroeger schreef corrigeren en vroeg naar bed. Ik schrijf nog beperkt nieuwe verhaaltjes. Heb wel een paar ideeën, ook voor de wijkwebsite.

06.30 uur

Ik heb al ontbeten; papaya, ananas en twee boterhammen; één met jam de ander met een beetje jonge kaas. Mijn wasje in de gootsteen hoef ik nog maar twee keer te spoelen.

Ik maak zo nog een kop koffie. Want ik ga dadelijk een taxi regelen om me rond achten naar Quito, naar een begrafenis te rijden. Ik wil daar naast Inés zijn. Eerst nog mijn koffie, lekker douchen en het wasje ophangen in de zon.

Beste vriend, goed dagboek, je zult dus begrijpen dat ik gehaast ben. In de spits naar Quito is geen sinecure en ik zou graag laten zien dat een Hollander op tijd is. Oh, ja de grootste kippenboer hier in de buurt is een Hollandse familie; Bakker is de naam.

Toen in de eerste week in Puembo de beloofde taxi die me naar mijn huisje op El Campamento zou rijden niet kwam opdagen heb ik hulp gevraagd in de bibliotheek (op de hoek van de plaza in het centrum van Puembo) Tijdens het wachten op de taxi wilde de behulpzame bibliothecaresse weten waar ik vandaan kwam. Ze was trots te kunnen melden dat ze nog meer Nederlanders kende: de Bakkertjes.

08.10 uur

Ik zit inmiddels in de taxi. Dit keer zoals in veel gevallen niet iemand die schnabbelt met zijn privé auto, maar een echte taxi in de gele kleur. De eerste tien minuten was hij druk met een vertrouwelijke, mobiele conversatie. Ben benieuwd met wie hij sprak, maar het was zo zachtjes dat het onmogelijk was meer dan nietszeggende klanken op te vangen. Dadelijk zal hij zich wel met mij verstaan.

In het eerste rechte stuk van de weg zitten een aantal pittige drempels; Nederlandse buschauffeurs zouden daar best eens drempelschouders van kunnen krijgen. We rijden nu vlakbij de Puente de Chiche, een smalle Baileybrug over een ravijn (of misschien heet zoiets wel kloof). Telkens kijk ik daar zo goed en zo kwaad als dat gaat even naar beneden. Dit keer had ik weer het geluk een strip snelstromend water te zien. Ik geloof dat het riviertje El Chaquiñán heet. Als ik een paar minuten wandel en niet linksaf de 24 de Mayo opga, maar rechtsaf dan kom ik bij dezelfde kloof die door de bergen zigzagt. Het uitzicht na dat wandelingetje is zo mooi!

Na de brug rijden we Tumbaco binnen. Daar hebben we een vierbaansweg met veel stoplichten en een smalle, groene (gras, wat jonge boompjes) middenberm. Ik begrijp nog steeds niet waarom zoveel mensen in AméricaLatina aan (of minstens dichtbij) de mainroad willen wonen. Dit zorgt er wel voor dat je nogal wat kunt zien. Want ook bedrijven –en dat snap ik wel- willen graag aan de hoofdweg zitten.

Dadelijk passeren we de plek waar ik een avocado boompje kocht voor de grote tuin bij mijn huisje. Ik kijk altijd even. Zoals ik ook altijd, zodra ik in het huisje arriveer- even door het keukenraampje kijk of hij er goed bij staat.

14.00 uur

Aan een gezellige en lekkere lunch met Inés. We zitten in een visrestaurant. Inés moet de tweede helft van de middag weer op de universiteit zijn.

De begrafenis was op een mooie plek: vlakbij Inés’ huis in Monteserin, maar nog wat hoger. (ik denk dat we daar dik boven de 3.000 m zaten) Eerst de weduwe en de zoon condoleren in een zaaltje waar de kist tussen zo’n 25 grote bloemstukken voor een enorme glazen wand stond.  Daardoor zag je ver weg en in wazige contouren nog hogere bergen. En er dreven stilletjes veel lichtgrijze wolken tegen een mooie blauwe lucht voorbij.

Na enige tijd in het zaaltje wandelden we naar een kapel. De kist werd gereden, maar de bloemstukken werden gedragen door rouwende, mannelijke familieleden en vrienden. Het was niet ver naar de kapel, maar sommige bloemstukken waren zo zwaar dat de drager diverse keren zijn armen rust moest geven. De pastoor had een prettig gezicht, maar was niet betrokken: één snelle, grote raffel. De zangeres en de muzikanten waren evenmin geïnteresseerd. Met moeite hielden ze het grootste deel van de verveling van hun gezicht.

De geëmotioneerde speeches van de zoon en enkele neven maakte veel goed. Daarna gingen we opnieuw de weduwe en de zoon condoleren.

22.20uur

Ben weer in mijn huisje. De jonge taxichauffeur reed gevaarlijk snel. Tanden poetsen, Inés (die inmiddels thuis zal zijn van de universiteit) bellen en naar bed.

05.30uur

Doña Hilda (spreek uit: Ielda, de buurvrouw die ook groenten in de tuin verbouwt en meer dan negen kinderen heeft) waarschuwt me dat het water vandaag en morgen afgesloten zal worden. Ik weet niets beters te doen dan de twee pannetjes en de plastic prullenbak uit de badkamer te vullen. Een zoektocht in het huisje levert een aantal lege bierflessen (halve liters) op. Ik vul ze en bedenk dat ik met drie, of maximaal vier flessen één keer het toilet kan doortrekken. En ik hoop dat het weer gaat onweren.

Een paar dagen geleden was het werkelijk noodweer. Ik kan dan de lege bierflessen (met een trechter in de hals) onder het schuin aflopende, golfplaten dak vullen. Voor alle zekerheid ga ik met een taxi naar Puembo wat meer ‘opslag’ zoeken. Nergens een emmer of iets dergelijks te krijgen. Ik zie in de etalage van een winkel, die ik nog niet eerder zag, wel enorme pannen. Die moeten voor een weeshuis zijn. Omdat de winkel is gesloten kom ik niet in de verleiding toch zo’n onding te kopen. Op weg naar huis (wandelend want de taxi kwam me niet zoals beloofd weer ophalen) bedacht ik dat de keukenkastjes niet zijn berekend op zulke pannen.

Op weg naar huis zag ik opnieuw de oude, moeilijk en krom lopende man. In de taxi was ik steeds te snel voorbij, nu kon ik rustig op een grote steen gaan zitten en een foto of wat nemen mogelijk goed voor een verhaaltje op de site van het Soesterkwartier. Toen hij dichtbij me was tilde hij zijn hoofd op en zag me de foto’s nemen. Hij lachte kinderlijk blij om de aandacht die ik hem gaf en strompelde verder de heuvel op.

Lief dagboek, straks praten we weer verder.

Noot van de Redactie: Wegens de slechte internetverbinding is het niet mogelijk geweest om afbeeldingen te verzenden.