Elk jaar op de laatste zaterdag van september is er een bijeenkomst van een aantal oud leerlingen van de Theo Thijsse-school. Het gaat om leerlingen die in de ‘kolenbakkenbuurt’ en de bomenbuurt woonden, kinderen van de eerste bewoners van dit deel van het Soesterkwartier. Een deel dat in de tweede helft van de 50-er jaren werd ontworpen door Zuiderhoek, de toenmalige stadsarchitect. Deze leerlingen gingen –voorafgaand aan de lagere school- meestal ook naar kleuterschool Roodkapje. Veel reünisten kennen elkaar ook van het voetballen met HVC.

Deze september-zaterdag (in 2012) zitten er 12 mensen aan een lange tafel in het gezellige, nieuwe restaurant No-nonsense aan de Noordewierweg. Afhankelijk van de agenda’s kan het aantal reünisten oplopen tot boven de vijftien. Naarmate de avond vordert neemt het nostalgisch gehalte van de gesprekken toe en -bij tijd en wijle- zou je ook wel van hilariteit kunnen spreken. Gingen de eerste gesprekken nog over ‘hoe-gaat-het-met-je’ (en met je vrouw/of man). Daarna worden al snel nieuwtjes uitgewisseld over vroegere buurt- en schoolgenoten, ook de personen die het afgelopen jaar (of eerder) zijn overleden. En natuurlijk komen ook de typische kanten van diverse meesters aan de orde. Meester Barneveld die op het schoolplein met z’n vinger in z’n neus stond. Meester Kruising die je in je nek greep. En dat het in die tijd heel gewoon was dat je werd geslagen als je iets deed wat niet mocht. De hoofdonderwijzer heette Van Barneveld, dat was een driftkop die altijd in zichzelf liep te praten en je een enorme lel om je oren kon geven met een stapel schriften. In de klassen 1 en 2 leerden de meisjes destijds nog breien. Dat heeft ze kennelijk de nodige spirit gegeven. Want ze trouwden veel eerder dan de jongens; ‘die wilden maar niet volwassen worden’ zeggen de vrouwen spottend. Ook nu nemen de vrouwen het voortouw, zij zijn degenen die actief iedereen mailtjes sturen om toch vooral te komen en zij regelen ook de locatie.

Bij tourbeurt brachten de kinderen vroeger op school ’s ochtends voor aanvang van de lessen- de schoolmelk rond. En met enige regelmaat werd er –meestal per klas- naar een film gekeken. Vaak waren dat films met een educatief sausje. Boven, op de zolder, waar de vleermuizen huisden- stond een oven om het gemaakte aardewerk te bakken.

In de periode dat de reünisten naar de lagere school gingen stond er slechts hier en daar een auto in een straat. Alle ruimte dus om op straat te spelen. Putjevoetbal (met een tennisbal op de opstaande deksel van de rioolput schieten) was voor de jongens een geliefd tijdverdrijf. En ‘s winters als het sneeuwde kon je sneeuwballen gooien, hoog tegen een schoorsteen,. Als de zon die dag niet ging schijnen kon je veel later de witte plek van jouw sneeuwbal nog hoog op de schoorsteen zien zitten. Het dak van de school lokte de waaghalzen uit te laten zien dat ze ‘nergens bang voor waren’; zij klommen op het dak –dat zeker10 meterhoog was- en liepen dan over de nok te paraderen. Bang voor de politie waren ze ook niet.

Gemeenschappelijke herinneringen ophalen, nostalgie, nieuwtjes over bekenden uitwisselen, vriendenclub; het zijn allemaal uitdrukkingen van verbondenheid. En daarmee kun je een lange avond zeer aangenaam vullen. Dat gebeurt in het Soesterkwartier.