Zaterdag 30 juni, Het is druk in de Sint Bonifaciusstraat 61, Stoelen moesten bijgezet worden om de ongeveer 50 bezoekers een plaatsje te kunnen geven.

De gastvrouwen Gezina en Laura in bijpassende stijl gekleed, namelijk in een sarong.

Onder de aanwezigen was een belangrijk deel van de bezoekers met gehele of gedeeltelijke oorsprong in Indonesië. Verrassend was ook het bezoek van de kersverse Wijk-wethouder Astrid Janssen. Om even na 12.00 uur – door de extra benodigde stoelen – begon Gezina met het welkomstwoord en de introductie van de mensen achter de tentoongestelde werken.

“De man achter” alle aangeleverde Indonesische kunstwerken is Gerard Mosterd, een zoon van de groenteman en voormalig medewerker van het Wijkmuseum Henny Mosterd.

“De man achter” de tekeningen en schilderijen is Herman Klaasen, OVW-er ofwel oorlogsvrijwilliger. De schetsen, tekeningen en schilderijen die hij aan deze tentoonstelling leende zijn dan ook gemaakt in/ dan wel ontleend aan de tijd dat hij in Indonesië diende.

Gezina vertelde dat ze gehoopt had ook Wieteke van Dort bij deze opening te kunnen verwelkomen, maar omdat het Veteranendag is, bleef dat bij hopen….op een andere keer.

Na een uitgebreide openingsspeech door Indonesiëkenner Max Smith – gekleed in een origineel shirt van Indonesische makelij -, werd de tentoonstelling met een toast met Indonesische thee geopend verklaard.

De Wijkmuseum-collectebus rammelde om daarmee kenbaar te maken dat een bijdrage voor de kosten bijzonder welkom is en noodzakelijk blijft.

De pandangccake in diverse kleuren en smaken ging rond en werd smakelijk genuttigd terwijl men ondertussen genoot van het zich op de fraaie maskers, houtsnijwerken, tekeningen en schilderijen.

Het tentoongestelde werk is bijzonder, kleurrijk en uniek en daarmee zeer zeker een bezoek aan het Wijkmuseum waard. Binnen de wijk zoveel en zulke mooie kunstwerken te zien, is een uitgelezen kans voor kunstliefhebbers.

Het Wijkmuseum is vanaf 11 juli (zomervakantie) ook weer op de woensdagmiddag open voor bezoekers.

Verslag en foto’s: Nel Groenendijk