Zondag 14 mei heeft dominee Paul van der Harst afscheid genomen van ‘zijn’ Emmaüskerk in onze wijk. Hij is er vanaf 1999 predikant geweest. Tot zijn grote verrassing kreeg Van der Harst de Lenaert Nicasiusspeld uitgereikt uit handen van burgemeester Lucas Bolsius. Deze speld wordt als blijk van waardering uitgereikt aan personen die zich maatschappelijk of op sociaal gebied verdienstelijk maken voor Amersfoort. Paul van der Harst werd tijdens de dienst door verschillende mensen geprezen om zijn grote talent om mensen met elkaar te verbinden, ongeacht religieuze of politieke overtuigingen.

[Paul van der Harst (1951) is voordat hij predikant werd actief geweest in de ontwikkelingssamenwerking. Met zijn gezin heeft hij een aantal jaren in Nicaragua gewoond en gewerkt. Van der Harst was daar pastoraal opbouwwerker en zijn vrouw Nel werkte als lerares op een school voor jongvolwassenen.

Naast het werk in de wijkgemeente heeft de stad Amersfoort een belangrijke plek in zijn agenda. Bij zijn werk als voorzitter van het Platform voor Levensbeschouwingen en Religies staat het slaan van bruggen tussen mensen met allerlei achtergronden hoog genoteerd. Daarnaast doet hij het beheer van een paar fondsen voor minder draagkrachtige Amersfoorters; tijdrovend maar noodzakelijk werk. Ondanks die drukke agenda vindt Van der Harst ook nog tijd om te dollen met zijn drie kleinzoons.]

Het Soesterkwartier staat niet bekend als een zeer christelijke wijk, hoewel er ’s zondags nog aardig wat mensen naar de diverse kerken gaan. Paul van der Harst vindt het slaan van bruggen tussen mensen met allerlei achtergronden (zie kader) heel belangrijk. Hoe heeft hij dat vormgegeven in deze wijk, waar soms best een grote afstand is richting overheid en kerk?

“Argwaan en afstand zijn er zeker. Niet alleen richting de instituten maar ook gewoon tussen mensen. Buren kunnen het heel goed met elkaar hebben maar er gebeurt in de straat natuurlijk ook van alles dat mensen voor jaren uit elkaar drijft. Dat is in ‘de kerk’ natuurlijk ook zo. Om het in ‘de kerk’ een beetje goed met elkaar te houden heb je al heel wat ‘oliemannetjes’ nodig. Van buiten lijkt ‘de kerk’ vaak een gesloten geheel. Maar als je daarbinnen in die kring meedoet dan zie je dat het bij elkaar houden van zo’n club al een hele klus is. In de Emmaüskerk vinden we ook heel verschillende Soesterkwartierders en mensen van daarbuiten. Bij ons zijn de timmerman en de kinderoppas actief naast de arts en de notaris. De trage en de snelle, de oude en de piepjonge, we moeten het met elkaar doen. Daar heb ik op de eerste plaats een rol in mogen spelen. Maar buiten dat kringetje is er in de buurt door de opbouwwerkers, op de scholen, in de opwinding van de straat, de wijkagenten, de dokter en de buurtzorg van alles aan de gang. Ik heb al die mensen die ook proberen om de wijk een goede buurt te houden, altijd ontmoet als collega’s. Soms in momenten van spanning (toen veel mensen de straat opgingen om te protesteren tegen de komst van meneer Sytze van der V.), van weerzin (als er weer heel veel schade is aangericht rond oud en nieuw) maar ook van gein en glimlach (bij de buurtmarkt, de grote wijkvergaderingen in de kerkzaal, de vertoning van de wijkfilm) en ook van ernst en verdriet (bij de jaarlijkse 4-mei herdenking en rondom het afscheid van Kimberley). In al die gevallen zie je toch dat je samen optrekt, dat de drempel van ‘de kerk’ toch veel lager is dan we zelf wel eens denken.”

Wat heeft zijn werk in Nicaragua hem gebracht?

“Ik ben daar in een buurt met niets begonnen. Toen begon ik met het verkopen huis-aan-huis van een krantje. Niemand zat op me te wachten. Ik was een vreemdeling, wit in een zwarte omgeving. Dat heeft me wel heel sterk gemaakt denk ik. Je bent dan ook heel dankbaar voor alles wat wij hier aan mogelijkheden hebben. Kijk op de sociale kaart van het Soesterkwartier en je valt om van de dingen die er zijn. Dat is in een arm land als Nicaragua echt heel anders.”

Met veel kerken gaat het niet echt lekker. Er is nogal wat leegloop. Aan de andere kant lijkt er weer veel meer belangstelling te zijn voor religie en zingeving, maar ook de behoefte aan saamhorigheid groeit. In onze wijk zijn heel veel initiatieven die mensen weer verbinden met elkaar – op allerlei terreinen. Ziet de predikant daarin ook een rol weggelegd voor de kerk, en zo ja, hoe dan?

“Zin-zoekers en samen-binders zijn er binnen en buiten de kerken. De mensen in de kerk ontmoeten natuurlijk ook mensen van buiten de kerk waarmee zij sámen op school, in Duurzaam Soesterkwartier, het buurtnetwerk, de ouderenzorg, de maandelijkse maaltijd (die al jarenlang in onze kerk gehouden wordt) iets van zin en binding waarmaken. Ik denk dat een goede christelijke kerk het vertrouwen op God en het volgen van Jezus verbindt met die plaatsen en momenten waar zin en binding vorm krijgen. Ons loflied voor God staat niet los van ons staan in de buurt, de maatschappij. Daar hebben we het over, daar dóen we aan. Ieder persoonlijk en de kerk als georganiseerde club via bij voorbeeld onze diaconie waarin een paar mensen proberen heel concrete maar stille hulp te bieden voor mensen die een ‘kontje’ nodig hebben.”

Het Soesterkwartier is natuurlijk de leukste wijk van Amersfoort, maar ook onze wijk kent allerlei problemen: kinderen en jongeren die lijden onder een moeizame thuissituatie, er is sprake van eenzaamheid, armoede, huiselijk geweld, noem maar op. Kerken zijn vaak actief bezig om daar iets aan te doen. Hoe is dat bij de Emmaüskerk?

“Ook in de gemeente is sprake van drank, drugs, scheiding, onmin waardoor mensen dreigen te struikelen. Waar we kunnen steek je elkaar een hart onder de riem. Maar vaak zijn die problemen te complex, te veeleisend om door ons als goedwillende vrijwilligers te worden aangepakt. God-zij-dank is daar nog steeds professionele hulp voor te krijgen. Heel mooi vind ik dat we de winkel van Info033 aan de voorkant van de kerk hebben. Dat we Bij Bosshardt in huis hebben. Het is altijd mijn streven geweest dat wij als kerk ‘Huis in de buurt’ zouden zijn. Dat is nu dus ook heel zichtbaar geworden. Onze inzet, bij de steeds weerkerende problemen die mensen hebben,  is langs de weg van het persoonlijk contact. ‘Heb je naaste lief, hij is net als jij’ is motief voor mensen in onze gemeente. Doen we genoeg?”

Veel mensen die niet met geloof zijn opgegroeid zien kerkmensen vaak als hypocriete, wereldvreemde zwartkijkers. Hoe kijkt Van der Harst daar tegenaan, en heeft hij in zijn werk als predikant van de Emmaüskerk geprobeerd iets aan dat beeld te veranderen?

“Het gezegde luidt ‘Hoge bomen vangen veel wind’, dus als je veel over de ‘liefde’ praat en je bent daar zelf niet zo heel goed in dan is de beschuldiging van hypocrisie en schijnheiligheid gauw gemaakt. In mijn contacten ben ik ze wel tegengekomen, de mensen met hun verhalen, heel vaak van jaren geleden, waarin zij gekwetst zijn, besodemieterd soms ook, afgewezen, tekortgedaan. En dat door mensen uit de kerk! Die ervaringen delen met iemand van ‘de kerk’ lucht op, geeft ruimte. Ik hoop daarbij dat er dan ook de moed komt om elkaar een nieuwe kans te geven. Niet te blijven mokken, vasthouden aan een inmiddels heel oud zeer. In de kerk gebruiken we het woord ‘verzoenen’, dat is niet ‘vergeten’, maar met erkenning van eigen schuld en tekort en een stap maken naar de ander. Soms lukt dat, jammer genoeg soms ook niet.”

Wat voor ontwikkelingen heeft Paul van der Harst gezien, vanaf zijn beginjaren in het Soesterkwartier tot nu?

“In de gemeente is denk ik het zelf-beeld gegroeid, breder geworden. Minder kramp en meer speelsheid. We ontwikkelen nieuwe vormen, nieuwe manieren van samenspraak en samenwerken. De laatste twee jaar is de ‘Keistadkerk’ bij ons te gast. Soms doen we al iets samen. Wie weet wat dat in de toekomst nog aan ongedachte vernieuwing zal brengen.”

Een predikant maakt veel moois mee, maar uiteraard ook verdrietige dingen.

Van der Harst: “Voor mij is zingen, bidden, samenkomen iets tussen een ‘lach en een traan’. Die twee horen allebei bij het leven, dopen van een kind, de uitvaart van een overledene. Mensen die jaren naar een kind hebben verlangd en dan – na al die jaren – mag ik dat mannetje dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En aan het graf van een te jonge vrouw, overleden na jaren van kanker, spreek je die zelfde zegenwoorden uit over haar dode lichaam. Dát is het leven, daar ben je bij, namens een gemeenschap, vanuit een gemeenschap. Niet met een los ritueel, maar in de bedding van een groep mensen die volhardend blijft vertrouwen op nieuw leven, beter leven, het koninkrijk van God.”

Wat is in een steeds ingewikkelder wordende wereld, waarbij de angst je soms om het hart slaat, nog de boodschap van de kerk? Of, om het met Reve te zeggen: “Dat koninkrijk van U, wordt dat nog wat?”

“We beginnen de kerkdienst altijd met psalmwoorden: ‘Onze hulp is in de Naam van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft …’. Daarin zitten voor mij twee dingen: dat wij mensen niet moeten denken dat we het alleen kunnen en niet alleen moeten willen. We zijn maar heel kleine wezentjes op een oneindig klein planeetje in het koude, onvoorspelbare heelal. In die nietigheid mag ik rekenen op Gods hulp. Hij is Schepper, dat wil zeggen van hem hebben we een reusachtig cadeau gekregen waarvoor wij heel erg goed zouden moeten zorgen. Dus aan de ene kant de nederigheid aan de andere kant de verantwoordelijkheid. Voor de wereld, voor elkaar.”

Iedereen heeft een guilty pleasure, iets fouts dat je stiekem heel erg leuk vindt. Je hebt bijvoorbeeld alle platen van Vader Abraham, je breit graag in je vrije tijd, of je spaart in het geniep roze teddyberen. Wat is het guilty pleasure van dominee Van der Harst? Anders gezegd, is er nog iets dat wij niet zouden mogen weten?

“Dat van Vader Abraham is inderdaad echt ‘goed fout’ zeg. Van mijn ouders heb ik een huis in Frankrijk geërfd, dat vind ik knap bourgeois. En soms koop ik een goeie fles jenever of whisky. En geniet daarvan. Maar het mooiste is wel als mijn lijf het lekker doet. En ik ben heel fanatiek bij het volleyballen. Duiken, smashen, blokken, héérlijk.”

Heeft Paul van der Harst na zijn bestaan als predikant nog grootse plannen voor de toekomst?

“Het werk voor het Amersfoorts Platform Levensbeschouwingen en Religies, voor de hulpstichtingen blijft doorgaan en vraagt veel tijd. Daarnaast hoop ik te kunnen blijven voorgaan in kerkdiensten omdat ik het zelf zo nodig heb om daardoor de Bijbel echt met veel aandacht open te doen. Dat hoop ik af en toe ook in de Emmaüskerk te morgen doen, dus het is een afscheid, maar toch ook niet helemaal. De dagelijkse afstand zal groter worden, maar het wordt wat mij betreft zeker niet ‘uit het oog uit het hart’.”

 

Sjaak Pols