“Hee kom hier!” De ene Marokkaanse jongen pakt de andere in de houdgreep voor de snackbar. Ze pakken elkaar stevig aan, maar ‘rellen’ zijn het niet: dit is geen Amsterdam. Een allochtone jongere staat voor de Basismarkt te bellen, maar verder loopt er laat op de avond vrijwel niemand meer op de Noordewierweg, de hoofdstraat die het Soesterkwartier doorkruist. Veel te beleven is hier niet: een Chinees, een pizzeria en een Basismarkt. Wie naar de stad wil, moet de hele weg afrijden: het Soesterkwartier is een langgerekte wijk, aan de zuidzijde hermetisch afgesloten door het spoor en aan de Noordzijde door de oude Amsterdamseweg.

Het Soesterkwartier werd tot 1960 volgebouwd. onder meer om de ‘spoormannen’ die bij NS-materieel werkten, een huis te bieden. Dat is nog heel duidelijk te zien: statige, degelijke ouderwetse huizen worden in de wijk afgewisseld met snel opgetrokken portiekwoningen.

Ieder stukje van de buurt is eigenlijk weer een apart buurtje”, meldt een inwoonster die haar herder uitlaat. De Dollardstraat aan de noordelijke kant bijvoorbeeld, ‘een van de weinige straten met alleen maar koopwoningen’ zou niet misstaan in een chique wijk. Steek de hoofdstraat over en je komt in een donker gedeelte dat wel een verfje kan gebruiken. ‘Tuinhekken te koop’ meldt een bord voor een woonhuis. Hier wonen veel kleine zelfstandigen, die met de verkoop van allerhande zaken hun huur betalen. De tijd van de grote werkgevers, zoals het spoor, is een beetje voorbij.

De bijeenkomst in de kerk middenin de buurt – hier zit een Samen-op- Weg-gemeente – is tegen half twaalf afgelopen. Een aantal deelnemers stroomt direct door naar de snackbar. “Sommige dingen zijn wel minder geworden. Neem het verdwijnen van SC Amersfoort als professionele voetbalclub. Of het doortrekken van het spoor waardoor we niet meer direct vanuit de wijk naar het bos kunnen”, zegt een van hen. “Maar veel blijft ook hetzelfde. Het is leuk om hier te wonen.” De buurt kende in de jaren zestig een flinke instroom van gastarbeiders maar het aantal allochtonen is daarna niet hard gestegen.

Er wonen nu ruim tienduizend mensen in het Soesterkwartier. “Leuke mensen: je kunt nog op ze vertrouwen en ze helpen elkaar altijd”, zeggen ze aan de bar in café Karel de Stoute aan de Soesterweg. Een van de stamgasten is net verhuisd naar een nieuwbouwwijk.

“Daar was meer ruimte. Maar als ik na vijf uur thuiskom van mijn werk, is iedereen al naar binnen gegaan. Dat zul je hier nooit meemaken: de mensen zijn veel buiten te vinden. Kijk, en we hebben lol, we drinken een biertje. Ik heb niks tegen mensen uit een kakbuurt, want ik kan met iedereen opschieten, maar die mensen begrijpen dat niet en die noemen dit dan een achterbuurt.”

Bron: Trouw 1999