Een klein plankje met daarop een stukje verroest prikkeldraad dat het Nationaal Monument Kamp Amersfoort vanaf woensdag wilde verkopen, heeft tot emoties geleid. Directeur Harry Ruijs heeft om die reden dinsdag besloten om de plankjes niet te verkopen, maar weg te geven aan bijvoorbeeld nabestaanden van mensen die in Tweede Wereldoorlog gevangen hebben gezeten in kamp Amersfoort.

Dat heeft de directeur dinsdag tegen persbureau ANP gezegd. ‘We willen als herinneringscentrum absoluut geen mensen pijn doen, ook al hebben we ook hele positieve reacties van nabestaanden gehad op het plankje.’
Het prikkeldraad werd vorig jaar opgegraven. In het met prikkeldraad omgeven kamp sloten de Duitse bezetters tussen 1941 en 1945 ruim 35.000 gevangenen op. Na de oorlog is het kamp met de grond gelijkgemaakt, maar bij opgravingen komen allerlei restanten aan de oppervlakte. Woensdag opent in het herinneringscentrum een expositie van die teruggevonden voorwerpen.

Tien euro

‘Vorig jaar bracht een ex-gevangene ons een stuk prikkeldraad dat hij altijd had bewaard. Dat was voor hem een waardevol aandenken. Zo kwamen we op het idee om voor tien euro een plankje met een origineel stukje prikkeldraad te verkopen om de kosten van de expositie te bestrijden’, legt Ruijs uit. Maar verschillende organisaties, waaronder het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI), reageerden woedend en geschokt. Ruijs: ‘Helaas niet bij ons, maar via media hoorden we dat ze ons plan smakeloos vinden. Dat willen we niet, daarom doen we het nu anders.’

Bezoekers van de expositie kunnen een stukje prikkeldraad krijgen als ze er om vragen. Het herinneringscentrum ziet daar graag een gift tegenover staan. Er hebben zich al nabestaanden voor gemeld.

‘Ik vraag me wel af waarom dit zo is gelopen. Kamp Vught heeft blokjes hout van de voormalige barakken verkocht bij wijze van fondsenwerving. In Berlijn zijn brokjes van de Muur te koop. Allemaal emotioneel erfgoed, zodoende hebben we ons niet eerder gerealiseerd dat dit zo gevoelig zou liggen’, aldus Ruijs.

Bron: ANP, redactie Trouw