13103439_1709300712642154_6414560614421389893_nOnze mede oprichter van het Wijkmuseum Henny Mosterd is overleden.
Deze markante persoonlijkheid betekende heel veel voor ons museum.
Hij wist erg veel te vertellen over de geschiedenis van het Soesterkwartier en zijn bewoners en over de 2e wereldoorlog.
Ook had hij een sterke band met de Sassianen.
Henny wat zullen we je missen!
Rust in vrede!

Een markante man en een evenzo markant verhaal.

Toen de oorlog begon was ik bijna 7 jaar. Geboren in de Birkt en wel op de Driest, een buurtje van een tiental oude arbeidershuisjes met een hoop ruimte rondom. De Birkt (nu Isselt) was toen nog volop agrarisch met boerderijen en de kapel van Isselt was vanaf ons erf goed te zien.

Tegenover ons was het woonwagenkamp aan de Eem, waar het gezellig toeven was volgens mijn ouders. Vader ventte met de groentekar en moeder verkocht groenten achter in de schuur. Alles tot volle tevredenheid. Tot het rampjaar 1940.

Bij de grote evacuatie van dat jaar moest de hele bevolking van Amersfoort verkassen naar Noord Holland omdat men bang was dat Amersfoort als frontstad zou dienen. Gelukkig is die ramp niet gebeurd. Doch bij terugkomst uit Alkmaar vonden mijn ouders hun huis en nering totaal verwoest terug. Platgeschoten en in brand gestoken door het Nederlandse leger. Op enkele andere plaatsen in Amersfoort is dat ook gebeurd. De reden: het stond in het zgn. schootsveld (frontlinie) van het leger. Na enkele omzwervingen in de stad zijn we terechtgekomen op de Soesterweg 255. Ter plaatse het Laag geheten. Een soort boerderijtje met een bedstede, waar mijn ouders sliepen met mijn zusje. Wij, de drie oudere kinderen, sliepen op de grote zolder waar je door de pannen heen de maan kon zien en s ‘winters als het sneeuwde en waaide, eerst de sneeuw van de dekens geveegd werd voordat wij mochten opstaan. Achter op de deel stonden paard en wagen en daar was ook de groentehandel van mijn vader. Ik heb later zelf nog een aantal jaren met de groentekar gevent.

“Ineens werd het erg donker door rook, stof en rondvliegend puin, maar vooral dat enorme lawaai door de luchtdruk werd ik omver gekieperd”

Het bombardement op 13-10-1944
Tot oktober 1944 ging het redelijk, tot mijn vader na de grote razzia van begin oktober, dwangarbeid moest verrichten achter de IJssel Loopgraven graven! Mijn moeder moest zich zien te redden met haar 4 kinderen, waarbij zij steun had van mijn broer, toen 15 jaar en mijn oudere zus, 13 jaar. Ik was toen bijna 8. Toen werd het vrijdag 10 oktober, de grote rampdag. Mijn moeder had mij de opdracht gegeven bij luchtalarm (dan loeiden rondom de sirenes – erg angstig om te horen) om onmiddellijk naar de schuilkelder achter ons huis te komen die mijn vader van spoorhout en zand daar had laten bouwen. Maar spelend p de stoep voor ons huis had ik iets bijzonders ontdekt, hoog in de lucht. Glimmende Mitchel bommenwerpers van de Engelse R.A.F. komende van de richting Bokkeduinen. Ondanks sirenegeloei bleef ik staan kijken en negeerde zo moeders advies. Dat heb ik geweten want ineens brak de hel los. Het was ongeveer kwart voor vijf namiddag. Met een gierend fluitend geluid doken de Mitchels naar beneden. Hun doel was een Duitse goederentrein vol munitie die gerangeerd stond op het spoorwegemplacement, links aan de overkant, op zo’n 500 meter afstand van ons huis. Maar liefst 5 brisantbommen van 500 kilo vielen bij de families Floor en Tommel bij ons aan de overkant, 4 vlak achter hun huis en één bij hun voor op de stoep op ongeveer 12 meter bij mij vandaan. Onvergetelijk wat ik toen meemaakte. Ineens werd het erg donker door rook, stof en rondvliegend puin, maar vooral dat enorme lawaai door de luchtdruk werd ik omver gekieperd. Wat mij erg angstig maakte, zodat ik onmiddellijk overeind strompelde en zo snel mogelijk achter naar de schuilkelder rende waar mijn moeder van de zenuwen mij een paar dreunen verkocht omdat ik niet naar haar geluisterd had. Gelukkig mankeerde ik, wonder boven wonder praktisch niets. Wel herinner ik mij nog een verstikkend gevoel.

Toen de sirenes na enige tijd het sein veilig loeiden en wij voorzichtig de schuilkelder uitkwamen zagen en hoorden wij de chaos pas goed. Wat een enorme puinhoop zeg! Het was erg donker en stoffig (het leek wel zware mist) en een hoop lawaai en geschreeuw. Naar links boven de huizen zag je een vuurwerk, oorverdovend geknal van de in brand staande munitietrein. Ik heb wel eens gezegd dat dat het mooiste vuurwerk van mijn leven was dat ik toen gezien heb. Snotneuzenpraat natuurlijk. Ik beleefde het gebeuren als kind en vond het eigenlijk best wel spannend. De huizen aan de overkant waren veranderd in één grote puinhoop en met ons eigen boerderijtje was het ook niet al te best gesteld. De oude huisjes tussen ons en de pisbak (hoek Narcisstraat) waren ook zwaar beschadigd. Gelukkig hebben ons paard en de platte paardekar die op de deel stonden het er goed afgebracht en toen hebben we wat spullen die we nog konden redden op de kar geladen, moeder en 3 kinderen erbij, en met broer Peter als koetsier, zo gingen wij als vluchtelingen naar de andere kant van de stad waar familie ons heeft opgevangen.

Bij dit bombardement is Bertus Floor omgekomen, en één onderduiker is zwaar gewond geraakt. Later is ook deze overleden. In het Soesterkwartier is diezelfde dag ook schade aangericht aan de Soesterweg 76, in de Narcisstraat en op Puntenburg. Elders in de stad ook. In totaal zijn er bij mijn weten 9 doden gevallen die dag. Toen mijn vader achter de IJssel hoorde wat er thuis gaande was, is hij gevlucht en zo goed en kwaad als het ging, zo snel mogelijk naar huis toe gekomen. Enige tijd daarna kregen mijn ouders een huurhuis in de Laurusstraat No. 28 (buurtje 83) toegewezen. Wij hebben daar de hongerwinter doorgebracht en nog diverse bombardementen op het spoor meegemaakt. Gelukkig , zonder schade! Wel hebben wij er ongeveer 8 jaar met veel plezier gewoond. Het was een echt een gezellig buurtje. Leuke herinneringen. Wat een saamhorigheid, prachtig!

ONS HUTJE
Henny Mosterd: het huis aan de Soesterweg 255 werd na het bombardement, ondanks de opknapbeurt van mijn vader, toch onbewoonbaar verklaard. Mijn vader is er toen een groentehal in begonnen. Vanaf dat moment stond het bekend als “het Hutje”. Sommige mensen o.a. van het woonwagenkamp noemden het ook “bij de klok”, vanwege de grote klok die bij juwelier Vuijk naast ons aan de gevel hing. In 1956 is ons “Hutje” afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Ook de huizen aan de overkant. Bij de huisjes naast ons kwam buurthuis “De Schakel” te staan. Inmiddels is dat buurthuis ook al weer ter ziele.

 

Rust in vrede.

 

Bron, Wijkmuseum.